Veelgestelde vragen

Heb je een vraag over de centrale examens in het voortgezet onderwijs? Kijk of het antwoord op je vraag is opgenomen bij de veelgestelde vragen in onderstaande categorieën.

Staat het antwoord op je vraag er niet bij? Neem dan contact op via het contactformulier.

Filter op
Filter op schooltype
Examens

Vakspecifieke vragen

MVT: Als in een citeervraag wordt gevraagd naar een specifiek woord of een specifieke woordgroep mag de leerling dan de hele zin opschrijven waar het gevraagde woord of de woordgroep in staat?

Nee, want er wordt niet naar een zin gevraagd, maar naar een woord of woordgroep. Het citeren van de hele zin (of zelfs meer tekst) zou kunnen verhullen dat de leerling het bedoelde woord niet daadwerkelijk weet, maar slechts een idee heeft waar het woord (ongeveer) staat.

MVT: De vraag is een woord, woordgroep of zin te citeren. De leerling geeft een letterlijke vertaling van het juiste woord, de juiste woordgroep of zin. Mag ik dat ook goed rekenen?

Nee, want er wordt naar een citaat gevraagd. Een citaat is altijd in de taal van de tekst. Met een vertaling voldoet de leerling niet aan de opdracht.

MVT: Het aantal open vragen varieert van jaar tot jaar; hoe kan dat?

Net zoals bij teksten (zie categorie 'Moeilijkheidsgraad') geldt dat de verdeling van het aantal opgaven (meerkeuze-, beweringenvragen, open vragen) met een bepaalde marge wordt vastgesteld. 

Zo is de richtlijn voor meerkeuzevragen: max. 60% met een marge van 7%. Dat betekent dat bij een examen van 40 vragen in principe 24 vragen van het type meerkeuze zijn, maar met de marge van 7% mogen het er ook 25 of 26 zijn.

MVT: In het examen staan woorden die niet zijn opgenomen in de (meeste) woordenboeken moderne vreemde taal - Nederlands. De betekenis kennen van deze woorden is toch cruciaal voor het kunnen beantwoorden van de opgaven?

Het gebruik van het woordenboek is één van de strategieën/vaardigheden die kandidaten kunnen hanteren bij het lezen. De betekenis van een woord uit de context halen is een andere. Verder is het zo dat het niet nodig is om álle woorden te kennen om de vragen te kunnen beantwoorden. Omgaan met woorden die je niet kent, is een belangrijke leesstrategie.

Nog een strategie is: onbekende woorden afleiden van woorden die wel bekend zijn. In het vwo-examen Engels van 2018 kwam bijvoorbeeld het woord ‘signage’ voor. Behalve dat uit de context kon worden afgeleid dat het ging om ‘bewegwijzering’, kan het woord ook worden afgeleid van ‘sign’, dat wél als bekend mag worden verondersteld.

Een derde aspect dat hier van belang is, is kennis van de wereld. De examenmakers gaan ervan uit dat leerlingen een bepaalde algemene kennis hebben en dat ze bijvoorbeeld noties als ‘evolutietheorie’, ‘CO2-uitstoot’ en ‘globalisering’ kennen zonder dat ze per se in de tekst worden uitgelegd.

MVT: Komt in elk examen hetzelfde type opgave voor?

Nee, het aantal typen opgave is in principe oneindig. De examens variëren in alle opzichten, binnen bepaalde marges. Dat geldt ook voor het type vragen, zolang de vraag maar helder en efficiënt is en leesvaardigheid toetst, is alles mogelijk.

MVT: Mag een kandidaat antwoorden op de open vragen voor de moderne vreemde talen in Word beantwoorden?

Ja, examenkandidaten mogen antwoorden op open vragen in Word beantwoorden. Een uitdraai van het Word-document moet dan worden toegevoegd aan het antwoordblad. De antwoorden op gesloten vragen moeten wel op het antwoordenblad worden genoteerd.

Aan het gebruik van een computer als schrijfgerei tijdens het examen zijn wel regels verbonden. De kandidaat mag geen toegang hebben tot verboden hulpmiddelen (zoals een digitaal woordenboek) en de opslag van het examenwerk (bijvoorbeeld printen) moet goed zijn geregeld. Zie voor meer informatie ‘Computer als schrijfgerei bij centrale examens’.

MVT: Volgens mij zijn in deze meerkeuzevraag twee antwoorden synoniem. Waarom zijn ze dan niet beide goed?

Woorden zijn doorgaans geen volle synoniemen; meestal is er sprake van gedeelde betekeniselementen. 

Neem het volgende voorbeeld: in het vwo-examen Engels van 2018 waren ‘contemptuous’ en ‘derisive’ antwoordalternatieven bij een meerkeuzevraag. Een aantal docenten claimde dat beide woorden synoniemen zijn omdat ze als synoniemen worden gepresenteerd op thesaurus.com. 

Echter, ‘derisive’ wordt pas als 2e optie gegeven (na ‘condescending’, dat er inderdaad dichter bij in de buurt komt) en andersom komt ‘contemptuous’ pas op de 8e plaats bij de synoniemen van ‘derisive’. 

Komt u in het overleg met uw vakgenoten samen tot de conclusie dat het alternatieve antwoord toch goed gerekend moet worden terwijl dat strijdig is met het cv, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.

MVT: Waarom bevat niet elk examen een literaire tekst?

De examens variëren in alle opzichten van jaar tot jaar, binnen bepaalde marges: dat geldt voor het aantal teksten (dat mag variëren van 10-16), en ook voor het type teksten en de onderwerpen: de constructieopdracht geeft daarvoor slechts een indicatieve, niet-limitatieve lijst met suggesties.

MVT: Waarom zijn de teksten altijd een paar jaar oud?

De teksten van de centrale examens doorlopen een aantal fases, waarbij een groot aantal docenten betrokken is op verschillende momenten. Dit proces duurt in totaal enkele jaren, waardoor er geen hele actuele teksten in de examens kunnen zitten. 

Om te voorkomen dat de inhoud van de tekst verwarrend is omdat hij niet helemaal actueel is, wordt de datum onder de tekst vermeld. 

Voor meer informatie, zie de vraag 'Waarom staan er vaak gedateerde teksten in het examen Engels?'

MVT: Waar vind ik antwoordbladen voor de moderne vreemde talen?

De antwoordbladen worden voor vmbo, havo en vwo gelijktijdig met de opgaven geleverd. Het is verplicht om deze antwoordbladen te gebruiken bij de examens.

MVT: Wat doe ik bij een citeervraag als een leerling de hele zin heeft opgeschreven en niet alleen de eerste twee woorden?

Het gaat erom dat de leerling de juiste zin uit de tekst aanwijst; hoe de leerling dat doet, is niet relevant. Vandaar ook de opmerking: Niet fout rekenen wanneer de juiste zin (deels) verder is overgenomen of de juiste zin op een andere manier is aangewezen.

De juiste zin op een andere manier aanwijzen kan in feite op meerdere manieren:
- met alleen het eerste woord, als de beoogde zin de enige is die met dat woord begint;
- (correcte) aanduiding van de zin, met een antwoord als “derde zin van de 2e alinea”;
- de betreffende zin wordt volledig overgenomen.

Correctie

Bij een open vraag geven een aantal van mijn leerlingen een antwoord dat nét even anders is dan de antwoorden in het CV. Mag ik dat ook goed rekenen?

Voorbeeld: het modelantwoord is ‘het [tapijt] moest licht kunnen uitstralen/geleiden’, maar mijn leerlingen antwoorden ‘het moest licht kunnen uitzenden’ of ‘overbrengen’. 

Bovengenoemde antwoorden zijn uiteraard correct, want het zijn synoniemen van de modelantwoorden: 'uitzenden' ≈ 'uitstralen'; 'overbrengen' ≈ 'geleiden'.

Een leerling geeft een heel ander antwoord dan het antwoordmodel, maar dat is volgens mij ook goed. Wat moet ik doen?

Daarvoor overleg je met je vakgenoten, binnen of buiten de vaksectie op school. 

Daarbij kan regel 3.3 van de Algemene regels van het cv behulpzaam zijn: “indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.” 

Kom je in het overleg met je vakgenoten samen tot de conclusie dat een antwoord goed gerekend moet worden terwijl dat strijdig is met het cv, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.
 

Er wordt gevraagd naar twee antwoorden, maar mijn leerlingen schrijven er meer op; hoe moet ik dat beoordelen?

In het correctievoorschrift staat onder 2 Algemene regels: 
“3.5 Indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal.” 

Als er twee antwoorden worden gevraagd, beoordeelt u dus alleen de eerste twee antwoorden van de kandidaat.

Wat doe ik als een leerling een antwoord geeft waarvan ik niet goed weet of ik het goed of fout moet rekenen?

Daarvoor overlegt u met uw vakgenoten, binnen of buiten de vaksectie op school. Daarbij kan regel 3.3 van de Algemene regels van het cv behulpzaam zijn: “indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.”

Komt u in het overleg met uw vakgenoten samen tot de conclusie dat een antwoord goed gerekend moet worden terwijl dat strijdig is met het cv, meld dit dan via het Examenloket bij de Examenlijn.

Wat doe ik als een leerling een woord verkeerd heeft gespeld?

Regel 3.2 uit de Vakspecifieke regels van het correctievoorschrift luidt: “Met taalfouten wordt in de beoordeling geen rekening gehouden.” Dat geldt uiteraard ook voor spelfouten.

Normering, cijfers en uitslag

Vroeger waren de examens toch moeilijker? (of: makkelijker)

Het streven is om de examens elk jaar even moeilijk te maken. Omdat het niet helemaal te voorspellen is hoe elk van de opgaven zich zal gedragen bij de feitelijke afname, worden er ieder jaar zgn. pre-tests en post-tests afgenomen. 

De gegevens die dit oplevert, stellen het CvTE en Cito in staat de moeilijkheid van ieder examen te bepalen en door middel van de normering gelijk te houden over de jaren heen. Dit niveau staat dus los van de vaardigheid van de examenpopulatie van een specifiek jaar en van de vaardigheid van een specifieke klas, die beide van jaar tot jaar kunnen afwijken. 

Voor meer informatie, zie bijgaand document.

Schoolexamen

Bijna al mijn leerlingen maken een vraag fout. Dan deugt die vraag toch niet?

Om onderscheid te kunnen maken tussen (heel) goede en (veel) minder goede lezers moet een examen bestaan uit vragen die de hele range van (heel) moeilijk tot (heel) makkelijk bestrijken. Het is wel zo dat een vraag niet té moeilijk mag zijn; in principe wordt aangehouden dat minimaal 20% van alle leerlingen de vraag goed moet hebben gemaakt. Dit gaat dan om leerlingen in Nederland, niet in uw klas.

Niet alle leerlingen hebben het examen af. Dat is toch niet eerlijk?

Het examen is zó gemaakt dat de meeste leerlingen het (ruim) binnen de tijd af kunnen hebben. Bij de ontwikkeling van de examens besteedt het CvTE aandacht aan de vraag of het examen in de toegestane tijd past. Maar de tijd die kandidaten nodig hebben, hangt natuurlijk ook samen met het niveau van leesvaardigheid. Toch kan het ook gebeuren dat het examen achteraf bezien te lang was. Conclusies over de lengte van het examen kunnen niet eerder worden getrokken dan bij de normeringsvergadering. U kunt via de Wolf-enquête aangeven wat u van de lengte en moeilijkheidsgraad van het examen vonden. Bij de toets- en itemanalyse van het examen onderzoeken we of de Wolf-gegevens aanwijzingen bevatten waaruit blijkt dat het examen te lang en/of te moeilijk is. De feedback van docenten wordt samen met de Wolf-gegevens gebruikt om het examen van een passende n-term te voorzien.

Overige

Wat doet het CvTE met de feedback van docenten?

De Examenlijn van het CvTE vindt het belangrijk dat docenten feedback geven op het examen, dat is goede input voor toekomstige examens. De examens en correctievoorschriften worden bepaald door een vaststellingscommissie van het CvTE. Hierin zitten onder anderen docenten op voordracht van vakbond of vakvereniging. De feedback wordt besproken tijdens de evaluatie van het examen en helpt de commissie bij de ontwikkeling van de toekomstige examens.

De meeste feedback kan worden doorgegeven via Wolf. Overige feedback over de centrale examens kan via het contactformulier van het Examenloket worden doorgegeven bij ‘opmerkingen/vragen over het centraal examen’ onder de categorie ‘evaluatieve opmerking’.