Veelgestelde vragen

Heb je een vraag over de centrale examens in het voortgezet onderwijs? Kijk of het antwoord op je vraag is opgenomen bij de veelgestelde vragen in onderstaande categorieën.

Staat het antwoord op je vraag er niet bij? Neem dan contact op via het contactformulier.

Filter op
Filter op schooltype
Examens

Vakspecifieke vragen

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met een juiste berekening die niet in het beoordelingsmodel staat?

Als een leerling een berekening opschrijft die niet is voorzien in het beoordelingsmodel, maar die vakinhoudelijk correct is, kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3* van het correctievoorschrift.

*Regel 3.3: indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met het antwoord van een leerling als deze gebruikmaakt van een verhoudingstabel?

Als een leerling in het antwoord gebruikmaakt van een tabel waarin de verhoudingen vakinhoudelijk correct zichtbaar worden gemaakt (de zogenaamde verhoudingstabel) dan kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3 (regel 2.3 voor digitale examens)* van het correctievoorschrift .
 

*Regel 3.3 (2.3 voor digitaal): indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.
 

Wiskunde: Hoe ga je om met de opmerking ‘of nauwkeuriger’ in het beoordelingsmodel wiskunde vmbo?

Als achter de uitkomst in het beoordelingsmodel ‘of nauwkeuriger’ staat, mag een kandidaat de uitkomst ook in meer decimalen geven dan het antwoord in het beoordelingsmodel. Hierbij is wel de voorwaarde dat het antwoord met meer decimalen goed is afgerond.

Voorbeeld

Stel dat in het beoordelingsmodel als uitkomst 3,34 (of nauwkeuriger) staat en dit een afronding van 3,34379 is. Een leerling geeft als eindantwoord 3,3437. Het getal 3,3437 is dan wel nauwkeuriger dan 3,34 maar is in dit geval niet juist afgerond. Een leerling verliest in dit geval helaas 1 scorepunt door het verkeerd afronden.

Wiskunde: Hoe ga je om met tussentijds afronden in het wiskunde vmbo-examen?

In de syllabus staat dat leerlingen moeten weten dat voortijdig afronden (of afkappen) ongewenste gevolgen kan hebben voor een gewenste nauwkeurigheid. Aan het werk van een leerling is niet te zien of een leerling een tussenantwoord afgerond of afgekapt heeft opgeschreven, maar daarna heeft doorgerekend met het niet afgeronde antwoord in de rekenmachine.

Daarom is de stelregel dat tussenantwoorden afgerond of afgekapt genoteerd mogen worden. Als corrector kijk je naar het eindantwoord. Als dat juist is, mag de corrector ervan uitgaan dat de leerling niet tussentijds heeft afgerond. Als daarentegen bij een vraag wordt doorgerekend met tussenantwoorden die afgerond of afgekapt zijn, en dit leidt tot een ander eindantwoord dan wanneer doorgerekend is met niet afgeronde tussenantwoorden, dan wordt dit gezien als een rekenfout en wordt bij de betreffende vraag 1 scorepunt in mindering gebracht.

In het beoordelingsmodel staan achter tussenantwoorden vaak puntjes, bijvoorbeeld 3,28… . Dit is om aan te geven dat in het beoordelingsmodel niet het hele tussenantwoord staat. Er zijn correctoren die van leerlingen verwachten dat zij ook puntjes achter een tussenantwoord zetten. Maar het is niet nodig dat leerlingen dit ook doen. Het mag, maar het hoeft niet. 

Wiskunde: Mogen andere antwoorden worden goedgekeurd bij een opgave over betrouwbaarheidsintervallen dan het cv aangeeft, als leerlingen een GR gebruiken die nauwkeuriger waarden aangeeft?

Vanaf de examens in 2025 zal er in de opgave verwezen worden naar het formuleblad. De leerlingen worden hiermee verplicht om het betrouwbaarheidsinterval uit te rekenen met behulp van het formuleblad. Andere antwoorden worden fout gerekend.

Correctie

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met een juiste berekening die niet in het beoordelingsmodel staat?

Als een leerling een berekening opschrijft die niet is voorzien in het beoordelingsmodel, maar die vakinhoudelijk correct is, kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3* van het correctievoorschrift.

*Regel 3.3: indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.

Wiskunde: Hoe ga je bij wiskunde vmbo om met het antwoord van een leerling als deze gebruikmaakt van een verhoudingstabel?

Als een leerling in het antwoord gebruikmaakt van een tabel waarin de verhoudingen vakinhoudelijk correct zichtbaar worden gemaakt (de zogenaamde verhoudingstabel) dan kun je een dergelijk antwoord goed rekenen op grond van algemene regel 3.3 (regel 2.3 voor digitale examens)* van het correctievoorschrift .
 

*Regel 3.3 (2.3 voor digitaal): indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel.
 

Wiskunde: Hoe ga je om met de opmerking ‘of nauwkeuriger’ in het beoordelingsmodel wiskunde vmbo?

Als achter de uitkomst in het beoordelingsmodel ‘of nauwkeuriger’ staat, mag een kandidaat de uitkomst ook in meer decimalen geven dan het antwoord in het beoordelingsmodel. Hierbij is wel de voorwaarde dat het antwoord met meer decimalen goed is afgerond.

Voorbeeld

Stel dat in het beoordelingsmodel als uitkomst 3,34 (of nauwkeuriger) staat en dit een afronding van 3,34379 is. Een leerling geeft als eindantwoord 3,3437. Het getal 3,3437 is dan wel nauwkeuriger dan 3,34 maar is in dit geval niet juist afgerond. Een leerling verliest in dit geval helaas 1 scorepunt door het verkeerd afronden.

Wiskunde: Hoe ga je om met tussentijds afronden in het wiskunde vmbo-examen?

In de syllabus staat dat leerlingen moeten weten dat voortijdig afronden (of afkappen) ongewenste gevolgen kan hebben voor een gewenste nauwkeurigheid. Aan het werk van een leerling is niet te zien of een leerling een tussenantwoord afgerond of afgekapt heeft opgeschreven, maar daarna heeft doorgerekend met het niet afgeronde antwoord in de rekenmachine.

Daarom is de stelregel dat tussenantwoorden afgerond of afgekapt genoteerd mogen worden. Als corrector kijk je naar het eindantwoord. Als dat juist is, mag de corrector ervan uitgaan dat de leerling niet tussentijds heeft afgerond. Als daarentegen bij een vraag wordt doorgerekend met tussenantwoorden die afgerond of afgekapt zijn, en dit leidt tot een ander eindantwoord dan wanneer doorgerekend is met niet afgeronde tussenantwoorden, dan wordt dit gezien als een rekenfout en wordt bij de betreffende vraag 1 scorepunt in mindering gebracht.

In het beoordelingsmodel staan achter tussenantwoorden vaak puntjes, bijvoorbeeld 3,28… . Dit is om aan te geven dat in het beoordelingsmodel niet het hele tussenantwoord staat. Er zijn correctoren die van leerlingen verwachten dat zij ook puntjes achter een tussenantwoord zetten. Maar het is niet nodig dat leerlingen dit ook doen. Het mag, maar het hoeft niet.