Voor de examens in het eerste tijdvak vindt een pretest plaats. Voor de pretest van een examen wordt meer materiaal ontwikkeld dan kan worden opgenomen in een examen (ongeveer 150 procent van het benodigde aantal opgaven).
De nieuwe opgaven worden gecombineerd met ankeropgaven en in toetsboekjes van ongeveer 25 opgaven afgenomen in schoolklassen waarvan zeker is dat de leerlingen de opgaven niet in hun centraal examen zullen terugzien. Zo’n twee jaar voor de daadwerkelijke afname van het betreffende centraal examen vindt de pretest plaats.
Voorafgaand aan de pretest heeft de vaststellingscommissie van het CvTE de pretestopgaven vastgesteld. De pretest vormt voor de commissie niet alleen een extra check voor de inhoudelijke deugdelijkheid van de opgaven, ook worden op basis van de resultaten de moeilijkheidsgraad en de psychometrische betrouwbaarheid van elke opgave berekend. De informatie uit de pretest is leidend voor de keuze van de opgaven voor het echte examen. Van de pretestopgaven valt vaak een derde van de opgaven af omdat zij op grond van toetstechnische en inhoudelijke kenmerken niet goed genoeg lijken te werken. Daarnaast geeft de pretest inzicht in de moeilijkheidsgraad van de opgaven ten opzichte van de ankeropgaven, waarmee ook opgaven uit eerdere examens zijn vergeleken.