Net als in 2021 kunnen we dit jaar de centrale examens niet normeren zoals anders. We hanteren een aanpak die daar zo dicht mogelijk bij in de buurt komt. Daarmee zorgen we ervoor dat de normering ook dit jaar recht doet aan de prestaties van leerlingen, waardoor leerlingen terecht een voldoende of onvoldoende blijven behalen. En we zorgen ervoor dat de eisen die gesteld worden aan leerlingen zo veel mogelijk gelijk blijven aan de eisen van voorgaande jaren. Hiermee herhalen we dus de aanpak van 2021.
Wat is normeren?
Als een leerling een examen heeft gemaakt dan krijgt hij voor zijn prestatie een aantal scorepunten. Aan die behaalde score kun je geen conclusies verbinden over zijn vaardigheid. Pas als bekend is bij hoeveel scorepunten een voldoende wordt behaald, krijgt de score betekenis. Dat noemen we normeren.
De N-term
Je kunt bij elk examen zeggen dat je een voldoende hebt als je de helft goed hebt. Je houdt er dan geen rekening mee dat het ene examen moeilijker kan zijn dan het andere. Daarom hebben we een N-term ingevoerd waarmee we kunnen compenseren voor verschillen in moeilijkheid. Als een examen moeilijker is, is de N-term hoger. Je hoeft dan minder scorepunten te halen voor een voldoende dan wanneer het examen makkelijker is en de N-term lager. Bij het normeren bepalen we de N-term.
Normeren in reguliere jaren: uitgangspunt is gelijkblijvende vaardigheid
Bij de normering van de centrale examens in de reguliere situatie gaan we er in eerste instantie van uit dat leerlingen ten opzichte van voorgaande jaren niet ineens vaardiger of minder vaardig zijn geworden; we gaan uit van een gelijkblijvende vaardigheid.
In reguliere jaren wordt de score op een centraal examen afgezet tegen de prestatie-eis voor het betreffende vak. Dat betekent dat een prestatie die in het ene jaar een 6 waard is in een ander jaar ook een 6 waard is. In andere woorden, de prestatie-eis is de lat waar je elk jaar overheen moet springen. De lat ligt ieder jaar op dezelfde hoogte. Ieder jaar controleren we door middel van metingen of leerlingen niet toch vaardiger of minder vaardig zijn geworden. Als leerlingen vaardiger zijn geworden, is het gemiddelde cijfer ook hoger.
Wilt u meer weten over de reguliere normeringssystematiek?
Kijk dan op Examenblad.nl/N-term
Geen zekerheid over gelijkblijvende vaardigheid in 2022
In 2022 hebben we te maken met een uitzonderlijke situatie. Doordat leerlingen al sinds het voorjaar van 2020 een andere voorbereiding hebben gehad op het centraal examen kunnen we er niet van uitgaan dat de vaardigheid van de leerlingen in 2022 gelijk is aan die van leerlingen in bijvoorbeeld 2019. We zouden daarom de vaardigheid eerst moeten meten. Om dat te kunnen doen is het van belang dat we de leerlingen van 2022 kunnen vergelijken met de leerlingen van 2019. Dat is echter niet mogelijk omdat deze groepen niet vergelijkbaar zijn als gevolg van de omstandigheden sinds het voorjaar van 2020. Daardoor kunnen we dit jaar niet normeren zoals anders.
Normeren in 2022: technische analyse dit jaar anders
Dit jaar wordt de score afgezet tegen de scores van andere leerlingen in 2022. Alle in 2022 behaalde scores van leerlingen voor een vak vormen de scoreverdeling. Het gemiddelde cijfer uit 2015-2019 voor dat vak bepaalt, in combinatie met de scoreverdeling, de grens tussen een voldoende en een onvoldoende.
Wanneer we alléén deze gegevens zouden gebruiken om te normeren dan zou het gemiddelde cijfer in 2022 gelijk zijn aan het gemiddelde cijfer in andere jaren ongeacht de vaardigheid van de groep leerlingen. De lat ligt hierdoor niet automatisch op dezelfde hoogte als voorgaande jaren, maar de examenleerlingen van 2022 moeten wel allemaal over dezelfde lat springen om een voldoende te halen.
Om te zorgen dat de lat dit jaar zoveel mogelijk op dezelfde hoogte ligt als in voorgaande jaren, kijken we ook naar de N-termen die de afgelopen jaren zijn vastgesteld op de centrale examens van een vak. Dit noemen we de historische N-term. Bovendien vragen we naar het oordeel van docenten over de moeilijkheid van het door hen nagekeken examen van dit jaar.
Met andere woorden, de scores van de leerlingen in 2022 en het gemiddelde cijfer uit de periode 2015-2019 voor een vak geeft dit jaar, in combinatie met de historische N-term en het docentenoordeel, een goede indicatie waar de grens ligt tussen voldoende en onvoldoende voor een examen.
Aan de hand van deze technische gegevens bepalen we de voorlopige N-term.
Normeren in 2022: inhoudelijke analyse blijft hetzelfde
Vervolgens stellen we met behulp van de docenten in onze vaststellingscommissies de definitieve N-term vast. We kijken dan of we de N-term nog moeten aanpassen door onder andere de reacties te wegen die we over een centraal examen ontvangen van leerlingen via het LAKS en van docenten via onze eigen Examenlijn. Deze stap in het normeringsproces is hetzelfde als in andere jaren.
Zo zorgt het College voor Toetsen en Examens ervoor dat het cijfer dat leerlingen straks halen recht doet aan hun prestaties én blijven de exameneisen zoveel mogelijk gelijk aan de eisen van voorgaande jaren.