De centrale examens zijn elk jaar weer nieuw. Dat betekent dat het examen iets moeilijker of makkelijker kan zijn dan het jaar ervoor. Daarom meten we het verschil in moeilijkheid van de examens. De n-term compenseert voor deze verschillen in moeilijkheid.
Als een examen relatief makkelijk is, wordt de n‑term lager. Je moet dan meer scorepunten halen voor een voldoende dan wanneer een examen relatief moeilijk is. Is een examen relatief moeilijk, dan wordt de n-term hoger. In dat geval hoef je minder scorepunten te halen voor een voldoende. De n-term zorgt er dus voor dat het cijfer dat een leerling haalt niet afhankelijk is van de moeilijkheid van het examen. Leerlingen halen dus voor een moeilijker examen uit het ene jaar voor eenzelfde prestatie hetzelfde cijfer als voor een makkelijker examen uit een ander jaar. Dat is wel zo eerlijk.
De n-term maken we samen
Om te bepalen hoe hoog de n‑term voor een examen moet zijn, is het nodig om de moeilijkheidsgraad van het examen te kennen. Die bepalen we door verschillende bronnen te gebruiken.
Eén van die bronnen is een zogenoemde pretest. Docenten kunnen hun leerlingen in een schoolexamen hieraan mee laten doen. Op die manier leveren leerlingen, zonder dat ze dat weten, een bijdrage aan de n‑term van een examen dat pas over een paar jaar afgenomen wordt. Bij de digitale examens gebeurt dit zelfs tijdens de officiële afname. Leerlingen maken dan opgaven die nieuw zijn en opgaven die al eerder in een examen hebben gezeten. Zo is het mogelijk de moeilijkheidsgraad van oude en nieuwe examens te vergelijken.
Voorafgaand aan de examenperiode vragen we de docenten uit de vaststellingscommissies van het CvTE om de moeilijkheidsgraad van het examen te vergelijken met een ouder examen waarvan we de moeilijkheidsgraad al kennen. Cito doet iets vergelijkbaars in een officiële standaardbepaling met een groep docenten. Direct na het uitvoeren van de eerste correctie wordt docenten ook gevraagd naar hun mening over de moeilijkheid.
Al deze bronnen van informatie over de moeilijkheidsgraad van het examen worden gebruikt om de n-term te bepalen. Hierbij weegt een betrouwbaardere bron zwaarder mee dan een minder betrouwbare bron.
Tot slot kijken we of we de n-term nog moeten aanpassen door onder andere de reacties te wegen die we over een centraal examen ontvangen van leerlingen via het LAKS en van docenten via onze eigen Examenlijn. Als blijkt dat er een fout in het examen zat, kunnen onze experts dat meenemen bij het vaststellen van de n‑term.
Normeringsproces
Correctoren geven scorepunten per vraag aan de kandidaten die een examen gemaakt hebben. Met de n‑term kan deze score worden omgezet in een cijfer. Normeren is het proces om voor elk examen tot een n‑term te komen. Hoe verloopt nu dat normeren? Wie zijn er allemaal bij betrokken? Welke informatie wordt bij de totstandkoming van de n‑term gebruikt? Dat wordt uitgelegd aan de hand van een grafische weergave van het proces.
Door op de afbeelding te klikken wordt deze vergroot; daarin is het mogelijk om onder de nummers in de afbeelding gedetailleerdere informatie over de stappen in het normeringsproces te lezen.
Er is ook een tekstuele versie van de infographic beschikbaar.
Prestatie-eisen
De normering van de centrale examens is er dus op gericht om de prestatie-eis – de lat waar je als leerling overheen moet springen om een voldoende te halen – van jaar op jaar te handhaven. Door over die lat te springen, laat je als leerling zien dat je de examenstof, zoals beschreven in de syllabus, in voldoende mate beheerst.
Door de tijdelijk aangepaste normering in de coronajaren is de lat wat gaan schuiven. Samen met docenten zorgen we de komende jaren dat de lat op de juiste hoogte stil komt te liggen zodat deze beter aansluit op het onderwijs, de leerlingen en de centrale examens van dat moment.
Meer informatie
- Regeling omzetting van scores in cijfers bij centrale examens VO
- CvTE YouTube-kanaal: afspeellijst normering